Description of Continuous Palliative Sedation Practices in a Large Health Region and Comparison with Clinical Practice Guidelines.
Upload 29 juni 2021.
Published reports of continuous palliative sedation therapy (CPST) suggest heterogeneity in practice. There is a paucity of reports that compare practice with clinical guidelines. To assess adherence of continuous palliative sedation practices with criteria set forth in local clinical guidelines, and to describe other features including prevalence, medication dosing, duration, multidisciplinary team involvement, and concurrent therapies. Retrospective chart review. We included cases in which a midazolam infusion was ordered at the end of life. Study sites included four adult hospitals in the Calgary health region, two hospices, and a tertiary palliative care unit. Descriptive data, including proportion of deaths involving palliative sedation therapy, number of criteria documented, midazolam dose/duration, concurrent symptom management therapies, and referrals to spiritual care, psychology, or social work. CPST occurred in 602 out of 14,360 deaths (4.2%). Full adherence to criteria occurred in 7% of cases. The most commonly missed criteria were: a “C2” goals-of-care designation order (comfort care focus in the imminently dying) (84%) and documentation of imminent death in the chart (55%). Concurrent medical therapies included opioids in 98% of cases and intravenous hydration in 85% of cases. Few referrals were made to multidisciplinary care teams. We found low adherence to palliative sedation guidelines. This may reflect the perception that some criteria are redundant or clinically unimportant. Future work could include a study of barriers to guideline uptake, and guideline modification to provide direction on concurrent therapies and multidisciplinary team involvement.
Gepubliceerde rapporten over continue palliatieve sedatietherapie (CPST) suggereren heterogeniteit in de praktijk. Er is een schaarste aan rapporten die de praktijk vergelijken met klinische richtlijnen. Nagaan of de praktijk van continue palliatieve sedatie voldoet aan de criteria van de lokale klinische richtlijnen, en andere kenmerken beschrijven zoals prevalentie, medicatiedosering, duur, betrokkenheid van het multidisciplinaire team, en gelijktijdige therapieën. Retrospectief dossieronderzoek. We includeerden gevallen waarin een midazolam infuus werd voorgeschreven aan het einde van het leven. Tot de onderzoekslocaties behoorden vier ziekenhuizen voor volwassenen in de gezondheidsregio Calgary, twee hospices en een tertiaire palliatieve-zorgafdeling. Beschrijvende gegevens, waaronder het aandeel sterfgevallen waarbij palliatieve sedatietherapie werd toegepast, het aantal gedocumenteerde criteria, de dosis/duur van midazolam, gelijktijdige symptoombestrijdingstherapieën, en verwijzingen naar geestelijke verzorging, psychologie of maatschappelijk werk. CPST kwam voor bij 602 van de 14.360 sterfgevallen (4,2%). Volledige naleving van de criteria kwam in 7% van de gevallen voor. De meest voorkomende criteria die niet werden nageleefd waren: een “C2” opdracht voor het aanwijzen van zorgdoelen (comfort care focus in the imminent dying) (84%) en documentatie van de naderende dood in het dossier (55%). Gelijktijdige medische therapieën omvatten opioïden in 98% van de gevallen en intraveneuze hydratatie in 85% van de gevallen. Er werd weinig doorverwezen naar multidisciplinaire zorgteams. We stelden vast dat de richtlijnen voor palliatieve sedatie weinig werden gevolgd. Dit kan te maken hebben met de perceptie dat sommige criteria overbodig of klinisch onbelangrijk zijn. In de toekomst zou onderzoek gedaan kunnen worden naar belemmeringen voor het volgen van de richtlijnen en zouden de richtlijnen aangepast kunnen worden om richting te geven aan gelijktijdige therapieën en het betrekken van multidisciplinaire teams.