Blaas katheteriseren bij postoperatieve retentie.

Upload 1 januari 2017.

Inhoud

Basisgegevens

Auteurs

  • redactie

Autorisators
Nog geen autorisators.

Stap 1: Ask

Klinisch Scenario

Bij pas geopereerde patiënten wordt gemonitord of ze weer gaan plassen. Er wordt een bladderscan verricht wanneer de patiënt niet spontaan gaat plassen. De afspraak is dat bij 500 ml urineretentie gekatheteriseerd wordt. De vraag doet zich voor of er niet wat langer afgewacht kan worden.

PICO

  • P: Postoperatieve patiënten zonder mictiedrang
  • I: Katheteriseren bij >500 ml urineretentie
  • C: Katheteriseren bij 500 ml urineretentie
  • O: Aantal katheterisaties en urologische complicaties

De Vraag

Stap 2: Acquire

Tabel van Terminologie

Niet ingevuld.

Zoekacties

Search: PubMed, Cochrane en CINAHL. We zochten naar systematic reviews (SRs), reviews, gerandomiseerde studies (RCTs) and clinical trials. Zoektermen: postoperative urinary catheterization, threshold. Resultaat: 2 clinical trials [1,2].

Geïncludeerde Studies

    1. Bjerregaard LS, Hornum U, Troldborg C, et al. Postoperative Urinary Catheterization Thresholds of 500 versus 800 ml after Fast-track Total Hip and Knee Arthroplasty: A Randomized, Open-label, Controlled Trial. Anesthesiology 2016 Jun;124(6):1256-64. 2. Brouwer TA, Rosier PF, Moons KG, et al. Postoperative bladder catheterization based on individual bladder capacity: a randomized trial. Anesthesiology 2015 Jan;122(1):46-54.

    Stap 3: Appraise

    De Methodologie

    Bjerregaard et al. [1] onderzocht het verschil van urine katheterisatie bij 500 ml (N=400) en 800 ml (N=400) urineretentie. De studie werd uitgevoerd bij postoperatieve patiënten die een fast-track totale heup of knie ondergingen. Primair eindpunt was het aantal benodigde katheterisaties. Secundair werd gekeken naar urineweginfecties, urologisch-gerelateerde heropnamen binnen 30 dagen, en de IPSS (Internationale Prostaat Symptoom Score, waarbij 1 punt verschil in pre- en postoperatieve score
    relevant was). Postoperatief werd bij alle patiënten elke 2 uur een bladderscan verricht tot spontaan plassen of tot een threshold werd bereikt van 500 of 800 ml, waarna (eenmalig) gekatheteriseerd werd. Binnen dit onderzoek was er sprake van een adequate randomisatie procedure, echter er was geen blindering van patiënt, behandelaar of onderzoeker. Er wordt netjes aangegeven waarom patiënten uitvielen bij de analyse en er is bepaald wat de effecten waren van deze uitval.
    Brouwer et al. [2] onderzocht bij chirurgische patiënten het verschil van katheterisatie bij 500 ml (N=909) en het gebruik van de patiënt eigen maximum blaascapaciteit (EMB) (N=931). Het EMB werd preoperatief thuis bepaald bij alle patiënten. Primair eindpunt was aantal katheterisaties. Secundaire eindpunten waren het aantal onnodige katheterisaties in de 500 ml groep en het aantal “te late” katheterisaties t.o.v. de EMB. Ook werd de IPSS afgenomen. Postoperatief werd bij alle patiënten elk uur een bladderscan verricht tot spontaan plassen of tot een threshold werd bereikt van 500 ml of tot EMB, waarna (eenmalig) gekatheteriseerd werd. Ook in deze studie was sprake van een adequate randomisatie procedure en waren behandelaars en patiënten geblindeerd voor bladderscan uitkomsten. Er wordt netjes aangegeven waarom patiënten uitvielen bij de analyse.

    Stap 5: Assess

    Toepassing in de Praktijk

    De resultaten zijn generaliseerbaar naar chirurgische/orthopedische patiënten, echter niet zonder meer naar urologische patiënten. Preoperatief blaasvolume bepalen bij elke patiënt is op dit moment lastig te organiseren. Wel is het mogelijk om bij patiënten zonder urineretentie klachten i.p.v. bij 500 ml pas bij 600 - 800 ml te katheteriseren. Indien er wel urineretentie klachten zijn, dan moet er uiteraard eerder gekatheteriseerd worden. De uitkomst van deze CAT wordt besproken in de protocollencommissie.